Hieronder vind je het werkstuk van de achterkleinzoon van Walraven van Hall. Hij heet Jurriaan Walraven Kamps.

Walraven van Hall

INLEIDING

STAMBOOM

HOOFDSTUK 1.
DE TWEEDE WERELDOORLOG

HOOFDSTUK 2. 
HET VERZET IN NEDERLAND

HOOFDSTUK 3.
WALRAVEN (WALLY) VAN HALL

HOOFDSTUK 4. MIJN OMA
OVER HAAR VADER

MOEILIJKE WOORDEN

+ LITERATUURLIJST

+ BIJLAGE

 HOOFDSTUK 2. HET VERZET IN NEDERLAND
  
Van de 100 mensen was er maar één die echt in het verzet zat. Het was zeer gevaarlijk om een onderduiker in huis te hebben, want als je gepakt werd, werd je zelf ook doodgeschoten. De meeste mensen deden trouwens echt niets tegen de Duitsers.
Er zijn twee soorten verzet: passief en actief.
 
Passief verzet: je verzet je tegen de Duitsers maar niet met gevaar voor eigen leven.
Voorbeelden. Een Duitser die de weg vraagt stuur je de verkeerde kant op of een Duitse autoband lek steken. Dit soort verzet was niet georganiseerd en het was niet gevaarlijk. Een beetje gevaarlijk was een illegale radio hebben of een illegale krant lezen.
 
Actief verzet: je verzet je tegen Duitsers met gevaar voor eigen leven.
Voorbeelden: een Duitser doodschieten, een distributiekantoor overvallen en bonnen meenemen die dan voor ondergedoken Joden waren. Hulp en onderdak geven aan onderduikers of wapens smokkelen. Dit soort verzet was een beetje georganiseerd, maar zeer gevaarlijk.
 
Over dit verzet zal ik wat meer vertellen.

1.      Gestolen distributiebonnen. Om producten die er weinig waren eerlijk te verdelen onder de bevolking werden er distributiebonnen uitgedeeld. Met zo'n bon kon je een bepaald product kopen. Onderduikers kregen natuurlijk geen bonnen van de Duitsers. Daarom moesten soms distributiekantoren worden overvallen. De bonnen werden dan gestolen voor de mensen die ondergedoken zaten.

2.      Persoonsbewijzen. Tijdens de Duitse bezetting waren alle mensen verplicht een persoonsbewijs bij zich te hebben. Zo konden de Duitse agenten iedereen op straat controleren als ze dat wilden. Had je je persoonsbewijs niet bij je dan liep je het risico om naar een werkkamp gestuurd te worden. In het persoonsbewijs van Joodse mensen stond een letter J gedrukt. Sommige mensen maakten nep-persoonsbewijzen om Joden te helpen. Deze mensen zaten in het verzet en deden erg gevaarlijk werk. Er stond de doodstraf op.

3.      Brandstichten. De mensen van het verzet hadden een plan om het bevolkingsregister in brand te zetten met een bom. Dat was in Amsterdam vlakbij Artis. Jammer genoeg vloog maar 15% van het bevolkingsregister in brand en dat waren niet eens de Joodse namen. Dat kwam omdat de kasten waar het in zat van staal waren. De mensen die het plan bedacht en uitgevoerd hadden zijn verraden en doodgeschoten.

4.      Verboden kranten drukken. Door de censuur werden in 1941 alle radiostations en kranten verboden. Of ze werden gecontroleerd door de Duitsers. Uit angst schreven de kranten alleen maar goede dingen over de Duitsers. Om toch op de hoogte te blijven van de oorlog waren er allemaal illegale krantjes zoals: het Parool, Trouw, Vrij Nederland en de Waarheid (let op de namen!). Bijna al deze kranten bestaan nu nog. De krantjes werden met de hand gedrukt omdat machines te veel lawaai maakten.

5.      Staken tegen de behandeling van de Joden. De Nederlanders kwamen in het begin niet in opstand tegen de Duitsers. Pas in februari 1941 kwam de eerste staking, die de Februaristaking werd genoemd. Er werd gestaakt door de bussen, de treinen en de trams in Amsterdam. Omdat veel Nederlanders het niet eerlijk vonden dat de Joden zo slecht werden behandeld. Het monument de dokwerker is een herinnering hieraan. Voor het eerst was er een staking tegen de Duitsers.

6.      Opvang van onderduikers. Er waren gelukkig veel mensen van de Katholieke en Protestantse kerken die besloten dat ze echte opvang voor de onderduikers moesten regelen. Hun organisatie werd de L.O. genoemd (de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers). Maar ze hadden bonnen en persoonsbewijzen nodig. Een groep dappere mannen vormden zogenaamde knokploegen en ze overvielen zo veel mogelijk distributiekantoren en ze maakten bonnen buit en gaven ze aan de L.O. voor de onderduikers. Maar ze hadden wapens nodig en die stalen ze van politieburo's. Ook gingen ze verzetsmensen bevrijden uit de gevangenissen. Dankzij hun hulp waren er in 1944 wel meer dan 300.000 onderduikers. Er waren allemaal koeriers die bonnen en valse persoonsbewijzen door heel Nederland rondbrachten. Voor de L.O. werkten wel 12.000 mensen mee aan het verzetswerk.
 
Hoe werd dit allemaal betaald? Want er moest toch geld zijn voor de stakers en hun familie, voor de L.O., voor het vervoer van de onderduikers, voor hun eten, voor het drukken van de geheime krantjes, voor brandbommen, voor wapens, voor vermommingen enzovoort.
Daar had Walraven van Hall een plan voor gemaakt.
  
 
Wally van Hall en zijn broer Gijs.
 

 naar Inhoudsopgave